Allerheiligen en Allerzielen


Allerheiligen
Allerheiligen is het grote kerkelijke herfstfeest. De oogst is binnen, de bladeren vallen, de dagen korten. Vroeger was het op een doordeweekse dag, later is de herdenking van alle heiligen en martelaren verschoven naar de zondag er het dichtste bij.

Allerzielen
De doden worden herdacht en de graven op het kerkhof verzorgd. Er worden weer nieuwe struikjes of witte chrysanten geplant. Vroeger werden er ook nog twee bosjes stro in kruisvorm op het graf gelegd. Na het Allerzielenlof trekt men naar de graven van de overleden familieleden. ’s Avonds werden er kaarsen aangestoken.

In deze tijd begint het winterwerk weer. Allerheiligen was de eerste dag voor de overjas en de gebreide sokken. De schoenen werden in de traan gezet tot Pasen, en men liep op klompen. Er kon worden begonnen met dorsen, vlasbewerken, spinnen, mandenvlechten, weven en met het onderhouden van huis, stal, schuur, gereedschap, het kappen van brandhout enz.


Begrafenissen

Kinderbegrafenis
Tot je de eerste communie had gedaan was je kind. De kindersterfte was groot en een kinderbegrafenis (Engelenmis) kwam dus veel voor. Er kwam een wit kleed over de kist, versierd met bonte bloemen en kransen. Een versierd kruis werd door een buurkind van hetzelfde geslacht vooruit gedragen. Als de kist met zand was bedekt strooiden meisjes palmtakjes en bloemen op het graf. Alleen de kleine klokken werden geluid.

Ongehuwden
Bij ongehuwden kwam een zwart laken over de kist en werden de grote klokken geluid.

Gehuwden
Bij een overlijden hadden de “naoberen” het druk. Bij de open kist, met aan het hoofd- en voeteinde een paar brandende kaarsen, werd gewaakt en de rozenkrans gebeden.
Ook werd het vee verzorgd en het graf gedolven. Op de dag van de begrafenis werd de kist gesloten en met de voeten vooruit het huis uitgedragen. De luiken en deuren werden dan gesloten, over de spiegel werd een doek gehangen en de klok werd stilgezet. Na de begrafenis ontdeed de buurman het huis van deze rouwtekenen. Als men te ver van de kerk woonde werd de lijkkist op bossen stro op de kar geschoven.
In een begrafenisstoet liepen de mannen voorop, daarna kwamen de vrouwen en kinderen. De strobosjes werden op de terugweg op een vaste plek bij een kapel of kruis neergelegd in de vorm van een kruis. Dit gebeurde om in het geloof de geest van de dode te beletten terug te keren.
Na de begrafenis stond de koffie in het sterfhuis klaar. Er werden dan boterhammen met suiker en metworst gegeten. De lijkdragers kregen jenever met suiker en rozijnen. Na afloop bad men nog een rozenhoedje en pas laat in de middag ging men naar huis.

Rouwtijd
Voor ouders, man, vrouw en kinderen was de rouwtijd een jaar en zes weken, voor broers en zussen een half jaar en zes weken, voor ooms en tantes drie maanden en voor neven en nichten zes weken. De rouwkleur was zwart.

Het gebruik om gedachtenprintjes uit te delen kwam voor 1850 weinig voor.