Paasgebruiken


Palmzondag, ook wel Palmpasen, Bloemen- en Hossana-Zondag, is de zondag die de Goede Week opent. Op deze zondag wordt de intocht van Jezus Christus in Jeruzalem herdacht waarbij hij gezeten op een ezelin door velen werd toegejuicht en waarbij men takken van palmbomen op zijn weg strooide. Tot het einde van de 18" eeuw voerde men in de processie de zogenaamde palmezel mee. De palmtak gold in de oudheid als zinnebeeld van vreugde, triomf en deugd. De gewijde palmtakjes worden gebruikt bij het besproeien met wijwater bij toediening der laatste H. Sacramenten, veeziekten enz. Na het lof op palmzondag trok de boer naar zijn velden en stak een gewijde palmtak in de grond onder het zeggen van een rijmgebed of van het St. Jans - Evangelie. Gewijde palmtakjes worden ook nog wel gebruikt bij het bouwen van een huis, bij het plaatsen van een kruis voor een sterfhuis en bij begrafenisplechtigheden. Het is een gebruik om een palmtakje achter het kruis te steken ten teken van ons geloof in het kruis van Christus. Op Witte Donderdag vertrekken de klokken naar Rome en op paaszaterdag keren zij weer terug, ze brengen paaseieren mee, waarnaar de kinderen gaan zoeken. De jongens gaan paaszaterdag eieren en geld ophalen al ratelend met de ratel. Het gebruik van eieren was vroeger in de grote vasten verboden. Het paasei is het symbool der vruchtbaarheid, door de kerk gemaakt tot zinnebeeld der verrijzenis.
De paasvuren - nog enigszins in gebruik - herinneren aan de heidense lentevuren, het verkoolde hout zou de vruchtbaarheid bevorderen en onheil weren.
Het paasbrood herinnert nog aan de oude offermaaltijden. Het rondleiden van met groen en bloemen behangen paasvee herinnert nog aan de gildentijden. De Paasritten door de velden zijn resten van lentefeesten, gekerstend om akkerzegen te verkrijgen.
Witte Donderdag vormt met Goede Vrijdag en paaszaterdag het “Triduum Sacrum" het heilig drietal dagen, het lijden van Christus, zijn sterven en verrijzenis. Op Witte Donderdag draagt priester het witte misgewaad en het altaarkruis is met een witte doek bedekt. Op Witte Donderdag, Goede Vrijdag en paaszaterdag werden primitieve ratels en slaginstrumenten gebruikt om de kerkdiensten aan te kondigen. De terugkeer van de klokken op Paaszaterdag duidt aan het feestelijke begin van de Paastijd.

Goede Vrijdag: op deze dag vieren wij de bloedige Passie van de Heer. Het is het uur van de duisternis, waarin de bozen schijnen te zegevieren. De zoon van God wordt vernederd en gemarteld. Om onze zonden laat hij zich nagelen aan het Kruis en ditzelfde Kruis wordt ons een zegeteken, onze hoogste roem en blijdschap. Het altaardoek wordt eerst uitgespreid en de kaarsen worden ontstoken voor de korte communiemis. In onze kerken wordt door de gelovigen het kruisbeeld gekust.

Paaszaterdag: De hedendaagse viering van paaszaterdag omvat de volgende plechtigheden:
Wijding van een nieuw vuur (licht en wierook), lichtprocessie en de wijding van de paaskaars onder het "Exsultet", wijding van het doopwater, toediening van het doopsel en hernieuwing van de doopbeloften door alle aanwezigen. De wijding van het nieuwe vuur, uit een vuursteen geslagen is van Germaanse afkomst. Met dit licht wordt de grote paaskaars ontstoken die aanvankelijk een symbolische betekenis had. De wijding van het doopwater bestond reeds in de 2" eeuw. Zíj heeft de bedoeling aan het water de Goddelijke kracht te schenken. De plechtige H.Mis besluit de Paasvigilie. Bij het Gloria begint het orgel te spelen en vangen de klokken aan te beieren, welke enkele dagen ten teken van droefheid verstomd waren.